nog altijd de vaart, het voor je zien, dat zinken
na onverhoeds novembers eerste glad
van niet naar willekeur door weergoden
gestrooid
ijzel op uitgezocht vals plat
van plaatselijke wegen
in slip geraakt
een tegenligger
slow-motion-haast beland
wat zeg ik!
in niet eens zo eng diep water
een sloot was het
niet meer dan dat
Kockengen lag voor de hand en op de kaart
hij reed erlangs
er in
de vaart
verdronken is hij
god geve zo gekraakt vooraf zijn hoofd dat hij
het ondergaan niet meer.
oh god wat hopen we dat hij dat
niet heeft ondergaan
zijn grootste angst was altijd water
en erin verdrinken
later zocht zijn vrouw de plek waar hij.
terwijl ze keek
doken zomaar
het was een week erna
zijn dingen op
ontdekte ze een koffertje
een boek
dat hij en ik toen samen lazen
we lazen ons
een onontkoombaar ongeluk
zorvuldig opgezet
geen willekeur van weet ik wat voor goden
hij werd met vaart opnieuw een engel
die lang verslag uitbracht
en soms nog brengt
mijn boek is droog
het zijne maanden nat gebleven
de engelregisseur
die van het boek
bezorgde zich voet
aan wal tussen de mensen
wat kon die meer en liever wensen
dan tegenvoet ontmoet
Ploos, augustus 2009
I.m. Theo Driever, de middelste, de engel