Er moet wel een heerlijk hoogste doel
een opperst ideaal zijn waarmee hij vragen vreemd pareert
en zonder omhaal alle égards laat varen – het hulpeloze balkend normen-waarden-kraaien en de notie van respect met knettergek de nek omdraait.
Dat doet hij goed.
Vinden wij. In 't algemeen.
Hij oogst.
Hij kijkt voornamelijk weg en likt –nerveus en links– zijn boventanden.
Loert zijdelings kamer of rechtszaal in.
Zijn blik ontmoet – ontmoedigt zelfs niet de beste witz.
Hij zaait geen haat – Hij haait zaad
en plant
dus nu iets anders.
Een boer strooit vanuit de heup ontspannen en
wat opkomt dat komt op.
Hij zaait bewust diffuus in nonchalante ronde bogen.
Dat doet hij goed.
Je vindt zijn ogen over 't algemeen ook niet
tenzij je even breed als hij over einders kijkt
waar alles precies is wat het lijkt.
Wordt vervolgd.
Ploos, november 2010